Volgens Freud is de volwassen menselijke geest opgebouwd uit drie
onderdelen:
Dat zijn het Es, Ich en Über-ich. Deze hebben een betrekking op de
ontwikkeling van de psychische structuur.
Het Es
In de theorieën van Sigmund Freud is het Es, ook het Id genoemd, het
oudste deel van de persoonlijkheid. Es is het Duitse en Id het Latijnse
woord voor “het”.
Es is het reservoir met basisdriften die streven naar de onmiddellijke
bevrediging. De pasgeborene heeft alleen nog maar een Es. Zij
beschikken over een aantal mogelijkheden zoals de reflexen om zo te
kunnen overleven. De baby’s hebben bijvoorbeeld een zuigreflex. Met
deze zuigreflex kunnen ze hun biologische behoeften invullen: eten.
Ze willen iets op dat moment en dat moet ook op dat moment gebeuren.
Het gaat blindelings te werk volgens het principe: Ik wil wat ik wil wanneer
ik het wil. Dit gebeurt onbewust, omdat baby’s dit niet kunnen controleren.
Met andere woorden, Es-gedrag wordt geleid door het lustprincipe.
Ich
Als tweede hebben we het Ich, ook het ego genoemd. Dit is het regulerend
deel van de persoonlijkheid.
Het Ich kan zich gauw na de geboorte ontwikkelen. Het staat
via perceptie in contact met de buitenwereld. Het herinnert, evalueert,
plant, en reageert en handelt in de omringende fysieke en sociale wereld.
Bij Es beleefde het kind zichzelf en zijn omgeving als één geheel. Maar bij
de Ich ontdekt het kind dat er ook nog iets moet zijn buiten hem.
Met andere woorden het Ich vertegenwoordigt het realiteitsprincipe. Het
Ich is realistisch, redeneert en controleert de driften door hun bevrediging
uit te stellen, af te remmen of te oriënteren naar aanvaardbare
doelstellingen. Dus met andere woorden, het Ich wordt uitvoerder en lost
de problemen op voor het Es. Het helpt het Es in het bereiken van zijn
doelen.

Über-ich
Het Über-ich, ook het superego genoemd, functioneert in de theorieën
van Sigmund Freud als een censurerende kracht ten opzichte van het Es.
Het kind probeert de spanning tussen het Es ( De lustgevoelens die
voortdurend streven naar bevrediging) en de oplossing die het Ich
voorstelt, op te heffen.
De ouderlijke attitudes en gedragsregels worden overgenomen. Al deze
aangeleerde normen en waarden maken deel uit van een nieuwe structuur
van de persoonlijkheid: het Über-ich.
Het über-ich bevat idealen en maakt een onderscheid tussen “goed” en
“fout”. Door het über-ich weet het kind wat goed en kwaad is. Het kind
neemt de verboden uit de buitenwereld en tegelijk ook de gevoelens en
handelingen van de buitenwereld over. Dit onderdeel van onze
persoonlijkheid noemt Ich-ideaal. Deze twee termen werden door elkaar
gebruikt door Sigmund Freud. Het Über-ich geeft dus de moraal weer en
de idealen die het kind wilt bereiken.
Het über-ich is ook verantwoordelijk voor de gevoelenszoals schaamte
en schuld.